Checklist duidelijk schrijven

Mikkischrijft was bij de trainingsdag Duidelijke Taal, georganiseerd door Wapenfeit en Genootschap Onze Taal. Met 13 communicatieprofessionals, waaronder tekstschrijvers, marketeers en communicatieadviseurs, gingen we aan de slag met de vraag ‘Wat is een duidelijke tekst?’. Aan het einde van de dag lag er een fijne checklist Duidelijk Schrijven die we natuurlijk graag delen!

0. Van tevoren | Manage de verwachtingen

Zorg ervoor dat duidelijk is welke partijen er betrokken zijn bij de tekst. Wie beslist er uiteindelijk mee over de tekst? En zijn de wensen en belangen van de verschillende betrokkenen te verenigen in één tekst, of is het beter om verschillende teksten te schrijven?

1. Doelgroep | Voor wie schrijft u?

Weet voor wie u schrijft: wie is de lezer van uw tekst, wat weet hij al, wat wil hij weten? Als u dat weet, kunt u bepalen hoe lang uw tekst mag zijn, welke informatie belangrijk is en welke niet, wat u bekend mag veronderstellen, welke woorden u wel en niet mag gebruiken, enzovoort.

2. Opbouw van uw tekst | Begin met de boodschap

  • Maak in informerende teksten zo snel mogelijk de hoofdboodschap bekend. Begin dus niet uitgebreid over de achtergrond of de voorgeschiedenis: de kans is groot dat uw lezer afhaakt of de kerninformatie over het hoofd ziet.
  • In creatieve teksten kan de kern ook later in de tekst staan (voorbeeld: storytelling).
  • Hou de tekst zo kort mogelijk.

3. Kopjes en alinea’s | Maak de rode draad zichtbaar

  • Maak het overzichtelijk en scanbaar: gebruik witregels en tussenkopjes. Zorg ervoor dat de tussenkopjes duidelijk maken waar het tekstgedeelte eronder over gaat.
  • Maak van uw alinea’s korte informatieblokjes: één onderwerp per alinea, kern aan het begin.

4. Zinsbouw | Houd het kort en eenvoudig

  • Houd uw zinnen kernachtig: één hoofdgedachte per zin. Houd het zo kort mogelijk: ga uit van een gemiddelde zinslengte van vijftien woorden.
  • Houd uw zinnen eenvoudig: geen ingewikkelde zinsbouw, niet te veel bijzinnen. Zet een bijzin liever achterop dan voorop: dat leest makkelijker.
  • Schrijf concreet: actief, zonder overbodige lijdende vormen of naamwoordstijl. Laat uw schrijfstijl aansluiten bij de taal die u in een gesprek met de lezer zou gebruiken.

5. Woordkeus | Spreek de taal van de lezer

  • Gebruik woorden die veel voorkomen: eenvoudige, herkenbare woorden. Vermijd formele, ambtelijke, ouderwetse woorden.
  • Pas op met jargon en afkortingen: als een vakterm nodig is, leg die dan uit in gewone woorden.
  • Schrijf persoonlijk en positief, ook bij negatieve boodschappen.